Vanochtend in bed. Ergens in de buurt van zeven uur. Slaapkamer meer donker dan licht. Een ooglid opgeslagen en wat met het hoofd gedraaid om de contouren van de ochtend halfweg in ogenschouw te nemen. Geen zon, al was het misschien nog te vroeg voor die conclusie. Zacht, regelmatig gekreun naast me. Daar werd nog diep in dromeland vertoeft.
Ik wilde nog wel ff terug daarheen, maar wist niet of dat wilde lukken. Beetje rekken en strekken, op rechts gedraaid en benen naar de borst getrokken. Arm onder het dekbed en dat dek een ruk omhoog gegeven tot over mijn oren. Kussen een slag naar beneden en vlak getrokken. Nu nergens speciaal mee bezig zijn en me weg laten zakken.
Wonderwel lukte dat, maar niet in de slaap, die ik me bedacht had. Ik bleef ergens tussen de slaap, de halfslaap en het ontwaken in hangen. Het is een fysiek voelbare leegte, een stilte met gewicht. Het is alsof ik vloeibaar wordt en opga in de matras, die op zijn (of is het haar?) beurt uitdijt in het omringende niks. Soms gaat een schok door me heen als bij het missen van een opstap.
Ergens wil het uitdijen dan verder maar stoot aan een grens, een grens in mij, tussen mij en waar ik in leek over te gaan. De beperkende factor ben ik. De belemmering veroorzaakt druk, ik voel me te klein worden, alles begint te spannen. De schokken geven slechts kort verlichting. De druk loopt op. Iets wil eruit. Uit mij. Niet uit mijn kleine teen, een porie op mijn neus of via een reeds aanwezige opening, maar overal, aan alle kanten, in alle richtingen.
Het maakt me niet onrustig. Integendeel. Het verdooft. Verlamt. Wat niet onverdeeld prettig aanvoelt maar verder niet opschiet, hangen blijft. De spanning van ontspannen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten