Wat zit leven toch raar in elkaar. Vallen, opstaan, weer struikelen, builen koelen, wonden likken, doelloos sukkelen, uit de band knallen, onbedachte toppen kietelen en weer terug met beide poten in de modder. En dat is maar een grove schets. Waar is het kalm meanderen in de laagvlakte na neerstortende bergbeken en het doorsnijden van bergmassieven? Ik snap het boeddhistische streven naar het totale niets wel. Rennen van de ene naar de andere activiteit levert alleen nog meer activiteit op, nooit het niks, waar je het wel om doet.
Waar sluipt dat erin en hoe krijg je het er weer uit. Als ik naar mezelf kijk, lijkt dat 'eruit krijgen' een onmogelijke klus.
Het begint met opvoeding, scholing, het streven naar meer en het dwingende karakter van de ogenschijnlijke noodzaak om daar aan te voldoen. Mijn ouders hebben hard gewerkt en ongetwijfeld op momenten afgezien in hun streven om het leven van hun kinderen beter te maken. 'Beter' in de betekenis van een hogere trede op de maatschappelijke ladder, van meer geld en ...... ja, en wat? Een mooie auto, een eigen huis maar geen richting voor de toekomst.
Had ik kinderen gehad, hadden die tussen het na-oorlogse streven naar meer en de idioterie van de huidige millennials gezeten. Een beetje als ik net niet in de generatie van de sixties viel. Niet dat ik de jaren zestig/zeventig idealen nou zo graag had willen botvieren. In tegendeel. Wat ik er van meegemaakt hebt, zei me erg weinig. Maar wat onmiskenbaar is, is dat men losgezongen raakt van een herkenbare realiteit. Het moet iets nieuws gaan opleveren. De vrg is wat?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten