donderdag 14 juli 2016

Democratie_03

Referendumfobie nekt vertrouwen in Europa
(Joost Van Den Akker promovendus EU-referenda, VK, 14 juli 2016)
 
 Een referendumspook waart door Europa, aldus de gevestigde orde in Brussel. Het afgelopen jaar spraken Grieken, Denen, Nederlanders en Britten zich bij referenda uit tegen de Europese Unie. Ton Zwaan betoogde (O&D, 13 juli) dat zulke referenda in strijd zijn met de democratie en pleitte voor afschaffing van alle nationale referendumwetgeving. De geest gaat echter niet terug in de fles.

 De pavlovreactie van de Europese leiders op de uitkomst van het Brexit-referendum was even voorspelbaar als onbevredigend: er moet een denkpauze over de EU komen en vervolgens een hervorming, zodat de burger beter ziet welk goeds Europa hun brengt. Tegelijkertijd vreest men dat diezelfde burger zich daarover rechtstreeks kan uitspreken: referenda en burgerinspraak zijn prima, maar niet als het over Europa gaat.

 De uitkomst van het Brexitreferendum was daarentegen koren op de molen van alle eurosceptici. In Denemarken, Finland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Nederland, Oostenrijk en Zweden luidt de roep om een referendum over de EU. Waar komt die oproep vandaan?

Vluchtheuvel

 Ten eerste is het in vrijwel alle lidstaten mogelijk om referenda over de EU te af te dwingen, behalve in België, Cyprus en Duitsland. Deze mogelijkheden voor referenda zijn meestal in algemene zin vastgelegd en bedoeld om het democratisch wetgevingsproces te versterken.

 Waar dat nog niet het geval was, hebben nationale parlementen zulke referenda alsnog mogelijk gemaakt, zoals in Nederland en Groot-Brittannië. Waar driekwart van het Britse Lagerhuis en de Nederlandse Tweede Kamer bij respectievelijk het Brexit- en Oekraïnereferendum een andere uitslag voor ogen stond, waren het diezelfde parlementen die de (niet-bindende) referenda mogelijk maakten. Eigen schuld, dikke bult.

 Ten tweede zijn diezelfde wetgevers zich weinig bewust geweest van de vluchtheuvel die referenda bieden om juist onvrede over de EU kenbaar te maken. Wanneer de buitenwacht het gevoel heeft dat de besluiten in Brussel niet namens hen genomen worden, zoeken zij hun toevlucht tot andere middelen: 'wij doen niet meer mee'. Niet alleen een meerderheid van de Britten oordeelde zo, hetzelfde gold voor de Nederlanders bij het Oekraïnereferendum.

Wantrouwen

 Ten derde pogen regeringen via referenda hun verzwakte positie te versterken. Zoals toen de Griekse premier Tsipras vorige zomer tijdens onwelgevallige onderhandelingen met de Eurogroep plotsklaps een referendum aankondigde. Hoewel 60 procent van de Grieken hem steunde, moest Tsipras in Brussel alsnog door de pomp. Het Griekse parlement slikte zijn ommezwaai en Tsipras werd in september herkozen als premier. Missie geslaagd, maar het wantrouwen in Europa was verder aangewakkerd: 'ze doen toch wat ze willen'.

 Dat is ook precies het signaal dat de Hongaarse premier Orbán wil afgeven door een referendum over de herverdeling van vluchtelingen aan te kondigen. Orbáns verzet hiertegen stuitte in Brussel op een gekwalificeerde meerderheid en nu wil hij zijn gram halen. Zelfs wanneer de Hongaren hem steunen, blijft het eerder genomen besluit echter van kracht.

 Het welslagen van referenda hangt zodoende niet alleen af van een deugdelijke informatiecampagne vooraf, waardoor de bevolking een afgewogen keuze maakt, maar evenzeer van een respectabele omgang met de uitslag. Op beide fronten is verbetering vereist. Waar de Griekse en Nederlandse referenda ontaardden in een verwarrende campagne voor of tegen de EU, blijkt voor de Britten juist de uitkomst een sprong in het duister. Referenda werken enkel bevredigend als de politiek duidelijk durft aan te geven of en hoe zij de uitslag ter harte neemt. Daar gaat het vaak fout.

Europa à la carte

 De Griekse regering handelde tegendraads, de Nederlandse regering blijft vaag over het Oekraïneverdrag en de Britse politiek lijkt totaal de kluts kwijt. De bevolking bleef verbijsterd achter in de veronderstelling dat ze een duidelijke keuze had gemaakt.

 Hoe kan het dan wel? Het antwoord daarop ligt deels buiten de EU. Noorwegen zei in 1972 en 1994 'Nee' tegen het EU-lidmaatschap. Zwitserland stemde in 1992 tegen toetreding tot de Europese Economische Ruimte (EER). Denemarken en Zweden gaven begin deze eeuw via referenda aan buiten de eurozone te blijven. En vorig jaar stemden de Denen tegen deelname aan Europol.

 Werden zij toen met pek en veren overladen? Natuurlijk niet. Wat volgde, waren op maat gesneden akkoorden met de EU die wél gedragen worden door de bevolking. Noorwegen bleef lid van de EER en Denemarken en Zweden behielden hun kroon. Zwitserland sloot, gelegitimeerd via referenda, aparte verdragen met de EU en werd zo zelfs lid van Schengen.

 Het koortsachtig vermijden of verbieden van referenda vijzelt het draagvlak voor de EU niet op. Wel het Europa à la carte: wat het volk niet lust, dat eet het niet.

 Wat resteert zijn minder alomvattende verdragen, maar wel akkoorden gesteund door de bevolking. Dat deze benadering mogelijk meer referenda en een 'spaghetti' aan overeenkomsten tussen Europese landen oplevert, neemt zij op de koop toe. Dat geldt zelfs voor de Britten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten