zondag 10 juli 2016

Democratie_02

Brexit ontmaskert defecten van EU
(Hans Wansink, VK, 9 juli 2016)

 Stel dat op 23 juni twee van de drie Britten voor blijven in de Europese Unie hadden gestemd. Ze zouden zijn geprezen als uitermate verstandig en zeer goed in staat om hun lot in eigen handen te nemen. Het referendum zou als een probaat middel zijn gewaardeerd om een slepende kwestie waarover de politieke partijen en het parlement tot op het bot verdeeld waren, te beslechten. De zittende premier zou opgelucht ademhalen, zijn politieke tegenstanders zouden zich bij de uitspraak van het volk neerleggen.
 Dit was precies wat er gebeurde op de avond van 5 juni 1975. Harold Wilson, de toenmalige premier namens de Labour Party, had een referendum uitgeschreven om de toetreding van de Britten tot de Europese Gemeenschap, die in 1973 had plaatsgevonden, te bekrachtigen. Hij wilde een einde maken aan de verdeeldheid in het Lagerhuis en in zijn eigen partij over deze vermetele stap om soevereiniteit over te dragen aan een Europese instelling die zijn bestaansrecht in de ogen van de Britten nog moest waarmaken. De opkomst voor dat eerste nationale referendum was 65 procent; 67 procent van de Britten stemde Ja en 33 procent Nee. De directe democratie had zijn werk gedaan: de uitspraak van het Britse volk bracht de broodnodige rust in de tent.

 Nu, 41 jaar later, stemde een krappe meerderheid van 52 procent voor vertrek van het Verenigd Koninkrijk. Prompt klinkt overal de kritiek op het fenomeen referendum: de kiezers zouden dom & onwetend zijn, ze zouden misleid zijn door de leugens van kwaadaardige volksmenners, ze zouden last hebben van onderbuikgevoelens of zelfs van racisme en vreemdelingenhaat. Referenda? Vergeet het maar, daar komt alleen maar narigheid van - dat is de stemming in weldenkend Europa.

Stresstest

 Narigheid is er inderdaad volop. De economie van Groot-Brittannië loopt het risico op aanzienlijke schade. Investeerders en consumenten nemen een afwachtende houding aan, wat tot een recessie kan leiden. Die recessie kan gemakkelijk overslaan naar het vasteland van Europa. Maar het kan ook meevallen. De econoom Timo Wollmershäuser van het gezaghebbende Ifo-instituut in München verwacht dat de Duitse economie 0,1 procent minder zal groeien als gevolg van de Brexit. Maar wat geldt voor de Duitse economie, gaat natuurlijk niet automatisch op voor de rest van Europa.

 Economisch commentator Menno Tamminga van NRC omschrijft de Brexit als 'een puike stresstest voor het financiële stelsel'. Om te kijken of je hart nog functioneert, laat de dokter je keihard op een hometrainer tekeergaan, dat is een stresstest. Financiële toezichthouders houden ook zulke beproevingen om te zien of banken, verzekeraars en pensioenfondsen sterk genoeg zijn om onverwachte klappen op te vangen. Alleen doen ze dat op papier, niet in het echt. Maar de Brexit was wel echt, want hij kwam vrijdagochtend 24 juni als een donderslag bij heldere hemel. Inderdaad: het Britse referendum zet de zaken op scherp en is dus een ideale stresstest.

 Laconiek noteert Tamminga als 'pluspunten' dat de geldautomaten op die vrijdagochtend gewoon functioneerden en dat de avond viel zonder dat er een bank of een verzekeraar op de fles was gegaan. De politici waren in opperste paniek, maar de technocraten bleven op hun post. Tamminga constateert dat gouverneur Mark Carney van de Bank of England 'zijn plicht deed als brandweerman' door het publiek en nerveuze beleggers gerust te stellen. Tamminga: 'Carney volgt andere technocraten, president Mario Draghi van de Europese Centrale Bank voorop, die het heft in handen nemen, terwijl gekozen politici aarzelen of niet uit een impasse kunnen komen.' De NRC-commentator laat in het midden of dat altijd goed uitpakt, maar er gebeurt tenminste iets: 'Draghi cum suis spelen hoog spel met hun ultralage rentepolitiek, maar politici slagen er niet in om een coherent Europees economisch en sociaal beleid te voeren.'

Referendumvirus

 Als laatste pluspunt ziet Tamminga 'de ontmaskering van Italië als bankenkerkhof'. De Italiaanse banken zijn na de kredietcrisis nooit gesaneerd; de bedrijven waaraan ze veel te gemakkelijk kredieten hebben verstrekt, betalen niet terug. Om de geldautomaten in zijn land aan de praat te houden, ziet premier Matteo Renzi zich nu genoodzaakt kapitaalinjecties te geven in de orde van grootte van 40 miljard euro. Maar dat mag helemaal niet van Europa. Daar is afgesproken dat eerst de spaarders en de beleggers moeten bijspringen - en dat dus niet de belastingbetalers opdraaien voor de vallende banken. Renzi heeft daar geen boodschap aan en koerst aan op een confrontatie met de Europese autoriteiten, te beginnen met eurogroepvoorzitter Jeroen Dijsselbloem.

 Dezelfde Renzi trekt nog een andere, politieke les uit het Britse referendum: hij heeft er zelf ook een uitgeschreven. In oktober wordt de Italiaanse kiezer gevraagd akkoord te gaan met de omvorming van de senaat tot een orgaan dat zich hoofdzakelijk bezighoudt met de regio's. De opzet is dat de wetgevende macht wordt geconcentreerd bij het Huis van Afgevaardigden. Dit is volgens Renzi nodig om effectief te kunnen regeren. Renzi heeft zijn politieke lot aan dit voorstel verbonden. Als hij verliest, komen er verkiezingen die de Vijfsterrenbeweging van de komediant Beppe Grillo in de kaart spelen. Het gaat dus om een drievoudige stresstest: voor de Italiaanse banken, voor de politieke toekomst van Renzi en voor de handhaving van Europese regels.

 Het referendumvirus heeft ook Hongarije bereikt. Daar kunnen de kiezers zich op 2 oktober uitspreken over de verplichting die de EU aan de lidstaten wil opleggen om een quotum vluchtelingen op te nemen. Samen met Slowakije heeft Hongarije over deze kwestie ook een zaak aangespannen bij het Europese Hof van Justitie. Het gaat hier, net als bij het Britse referendum, om de soevereiniteit van de natie versus de competentie van de Unie.

Zand in de machinerie

 Hetzelfde speelt ook bij het sluiten van handelsverdragen. Dat zou moeten gebeuren in een een-tweetje van de Europese Commissie met het Europees Parlement. De regeringsleiders hebben hier deze week een stokje voor gestoken. Deze verdragen, om te beginnen dat met Canada, moeten nu aan alle nationale parlementen worden voorgelegd. Tegenstanders van het TTIP-verdrag tussen de EU en de VS voeren overal actie voor referenda.

 Zo ontkomt ook het Europees Parlement niet aan Tamminga's stresstest. Het EP, heen en weer pendelend tussen Brussel en Straatsburg, is er nooit in geslaagd de harten van de Europeanen te winnen. Het wordt door het electoraat gezien als een verlengstuk van de eurocratie. De recente uitbreiding van zijn bevoegdheden werkt dan ook averechts: namelijk tot meer afkeer bij de kiezers in de lidstaten. Zeker nu het EP een beperkt toerekeningsvatbaar type als Jean-Claude Juncker heeft gekozen als voorzitter van de Europese Commissie: antireclame voor de Europese zaak.

 Binnen twee weken na de Brexit is er zo al een flinke hoop zand in de Brusselse machinerie gestrooid. Ongetwijfeld tot tevredenheid van de aanhangers van populistische partijen aan zowel de linker- als de rechterflank van het politieke spectrum. En misschien ook wel, vermoed ik, bij veel kiezers die de Brexit betreuren, maar desondanks wel oren hebben naar iets minder Brussel en vooral naar iets minder migranten. Zelfs The Economist, het clubblad van de liberalen van de vrije markt, erkent nu dat het vrije verkeer van personen in de EU uit de hand kan lopen. Je zou dus kunnen spreken van een Brexit-dividend: de zorgen van de kiezers die in de steek gelaten zijn door de gevestigde partijen in het algemeen en de sociaal-democraten in het bijzonder, worden nu opeens serieus genomen.

Gebrek aan democratische legitimatie

 De Europese crisis, die dankzij de Brexit nu voor iedereen zichtbaar wordt, heeft uiteraard alles te maken met het gebrek aan resultaten van een uit haar krachten gegroeide Europese Unie en een stagnerende eurozone. De EU hief de binnengrenzen op, maar vergat om een buitengrens in te stellen. Een tragedie in vele bedrijven in en rond de Middellandse Zee is het gevolg. De eurozone groeide tussen 2008 en 2016 met een schamele 0,5 procent. Gevaarlijker nog is de middelpuntvliedende kracht van het monetaire avontuur: de Duitse economie groeide met 11 procent, de Franse met 0 procent, de Spaanse kromp met 8 procent en de Italiaanse kromp met 11 procent. En dan hebben we het nog niet over de bodemloze put die Griekenland heet. Zolang het goed ging met de EU en de euro, was het gebrek aan democratische legitimatie - altijd al de achilleshiel van het Europese project - niet echt nijpend. Maar nu wel.

 Dat de euro een waagstuk was, werd ook al in de jaren negentig in brede kring erkend. De SP vroeg in 1998 een referendum aan over de vraag of Nederland zou moeten toetreden tot de euro. Niemand luisterde naar dat splinterpartijtje met indertijd twee zetels in de Kamer. Maar die luxe kan de gevestigde politiek zich niet langer permitteren. De Nederlandse kiezers, die in 2005 de Europese Grondwet wegstemden en op 6 april het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne, laten zich niet meer zo gemakkelijk afschepen als in 1998. Het burgerinitiatief voor een parlementaire enquête over de invoering van de euro, ondernomen door Thierry Baudet, Jort Kelder en Arno Wellens, verdient dan ook alle steun. Zo'n enquête (de 'peuro') kan nuttige informatie opleveren voor een mogelijk referendum over de euro zelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten