De laatste twee dagen was het niet de zon geweest die me bij mijn verschijning op het balkon begroette maar een muur van broeierig onbehagen. Het dal was verstopt geraakt, de zon verdreven maar het verlossende onweer nog niet gearriveerd. De buurvrouw keek iedere dag langer naar de lucht en liep daarna de hele dag te prevelen. Ik stelde me voor, dat ze de ene na de andere bezweringsformule hemelwaarts stuurde en net als alle andere bewoners van de streek vurig verlangde naar water, hemelwater.
Het ontbijt stond nog voor mijn neus. Onaangeroerd, behalve de espresso, die ik verdronken had in een grote bak hete melk. Die laatste, een dagelijkse herinnering aan vervlogen tijden. Aan het plezier waarmee de dag begroet en verwarmd werd door een verkeerde koffie en het tevreden en genotvolle gezicht van Y. Die eerste koffie, die eerste sigaret. Twee handelingen nog onbedorven door wat de dag zou brengen en al buiten bereik van de zoekende vingers van de nacht. Vaak volgde een tweede mok, waarvan een deel bleef staan. Voor de bodem bij herhaling in zicht zou komen, had de dag zich ertussen gewrongen, de braakliggende leegte in beslag genomen, de blik teruggehaald uit onbestemde verten en de geest aangezwengeld. De plannen voor de dag verschenen ten tafel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten