zondag 13 november 2016

Geleend

 Mooi stukje:

 "Het is nacht en ik kan niet slapen. Ik heb er vrede mee. Ik word door niets gekweld. Ik lig in een bed van stilte. Er gaat niets in mij om. Ik staar een beetje naar het plafond. Dan: in het huis dat mij omringt, kraakt iets. Een opstandige traptree? Een verveelde vloerplank? Het huis heeft zijn eigen nachtelijk leven. Ik zie het huis niet als een ding, maar als een wezen. (....) Het huis heeft een ziel.

 Het kraken heeft mijn stilte verstoord. Het is alsof het huis mij gewaarschuwd heeft. Dat er niets in je omgaat is gevaarlijk. Zak niet weg in onbetrokkenheid bij het leven. Verhinder je geest je te verlaten. Wees de dood te slim af.

 Dank je, huis. Je hebt iets ontdekt, dat ik zelf niet wist. Mijn stilte was een verlangen naar de eeuwige stilte, die de dood is. Dat kan ik niet gebruiken, want ik heb nog veel te doen. Ik moet me nog door het leven heen redderen. Degene die ik lief heb beminnen, gedichten schrijven. Kiezen tussen niets of alles als zoete koek aannemen.

 Laatst dacht ik: als ik eens ophoud met schrijven? Heb ik niet genoeg geschreven? Er was niets verongelijkts in mijn toon. Ik besefte, dat ik mezelf aan het treiteren was. Ik zal tot mijn laatste adem doorschrijven. Het is het beste afweermiddel tegen het ontslapen."

(Column Remco Campert, VK, 13 november 2016)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten