Jammergenoeg had de boog geen ramen naar de kant waar je vanaf het grindpad omhoog naar het huis moest lopen. Het zou een prachtig gezicht moeten zijn om van daaruit het hoge deel van het dal te kunnen overzien. De olijfbomen, de kronkelige steeneiken en de daar bovenuit uitstekende, grillige bergkam. Nu kon ik alleen het steegje in kijken. Een smalle, donkere koker die verdween tussen de willekeurig geplaatste huizen van het gehucht.
Verboden gebied! Ik was een grens overschreden. Een grens, die me niet getoond was, maar die voelbaar aanwezig was. Behalve dat je zoiets ‘niet doet’ was er iets, wat me liet merken niet blij te zijn met wat ik deed. Bij iedere pas, die ik deed, verstoor ik een zorgvuldig aangeharkte laan, verstoorde ik een eeuwenoude stilte, verstoorde ik een rust die aanvoelde alsof het een keuze was, zoals ik besloten had om me terug te trekken op I Salari.
Natuurlijk heb ik een verklaring op het puntje van mijn tong liggen voor het geval ik betrapt word, maar de enige echte verklaring is nieuwsgierigheid. Jarenlange, decennialang gekoesterde nieuwsgierigheid. Waar houdt dit huis op? Wat maakt er allemaal deel van uit? Wat zijn de grenzen van I Salari?
De deur hadden we jaren geleden al gevonden op een van onze ontdekkingstochten door het huis. In eerste instantie lijkt het een muurkast, maar in tegenstelling tot alle andere kasten zat de deur opslot. Bovendien had ik me toen al bedacht, dat de deur qua plaatsing waarschijnlijk toegang zou geven tot de boog, die vanuit het huis over de steeg naar het tegenover gelegen huizenblok voerde. Nadere inspectie en vooral wat gerammel aan de deur en een verbogen priem als sleutel bracht me op de overloop van de boog.
De spinnenrag, die me achter de deur de weg versperde, was van een compactheid, dat ik alsnog aarzelde om verder te gaan. Het verstoren van die natuurlijke barrière zou minstens meerdere jaren zichtbaar zijn. Het web had de consistentie van een geweven doek. Even was daar de neiging om er een doorgang uit te snijden, maar daarna in een paar halen de doorgang vrij gemaakt. Een doorgang naar volmaakte duisternis en dat midden op de dag. Zaklamp aangestoken en voetje voor voetje verder geschuifeld. Het donker om me heen was zo intens, dat het licht uit de zaklantaarn opgeslokt leek te worden. Ik zag geen muren, geen plafond en hooguit een halve meter vloer voor mijn voeten. Vanuit mijn tenen trok een ijskoud gevoel omhoog langs mijn benen richting een vuurgolf, die z’n neerwaartse weg was begonnen bij mijn kruin.
Met een ongemakkelijk gevoel in mijn maag maakte ik een langzame draai en keerde terug op mijn schreden, excuseerde me bij de spinnen en hun vele voorouders, trok de deur achter me dicht en deed ‘m opslot met het voornemen hier nooit meer doorheen te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten